- vastzitten
- {{vastzitten}}{{/term}}1 [niet verder kunnen; in moeilijkheden zitten] être coincé 〈ook figuurlijk〉2 [vastgehecht zijn] être fixé3 [in gevangenschap zitten] être en prison4 [gebonden zijn aan] être engagé♦voorbeelden:1 hij kwam vast te zitten • il s'est trouvé dans un impassein het ijs vastzitten • être pris dans la glacevastzitten in de file • être pris dans les encombrementsin de modder vastzitten • être embourbé2 die spijker zit behoorlijk vast • ce clou est bien plantédaar zit heel wat aan vast • cette affaire est complexe3 hij heeft een jaar vastgezeten • il a passé un an en prison4 aan die belofte zat hij nu eenmaal vast • il était tenu par cette promesse
Deens-Russisch woordenboek. 2015.